Mijn werkzaamheden bestaan uit meerdere activiteiten, van curator tot werkmeester, maar de kern is mijn eigen beeldende werk.
In mijn werk gaat het vaak over de stad; de stad als biotoop voor mensen, met een leesbare structuur van tekens die we interpreteren. Ik heb me lange tijd bezig gehouden met de stad als samenspel van mensen, hun samenleven interpreterend als een metafoor voor een groter “superorganisme”, de groep mensen. Naast mensen leven er enorm veel organismen in een stad, waarbij insecten (voor mijn gevoel) het vreemdst voor ons zijn, het meest anders.
Dit brengt mij bij het inzoomen en uitzoomen. De insecten of andere kleine wezens vergroot ik graag enorm uit, om zo een verborgen wereld zichtbaar te maken, zo toon ik bijvoorbeeld insectenvleugels op menselijke maat.
Door uit te zoomen, meer afstand nemen, krijgen we mensen van bovenaf gezien, waarbij groepen mensen weer patronen vormen en uiteindelijk de stad een superorganisme wordt.
Na een brand die mijn atelier verwoestte in 2014 ben ik werk gaan maken waarin de oude beschadigde zinkplaten een rol spelen, waarbij – door de sfeer van het verbrandde zink – de stad een verbrandde stad werd, de groepen mensen veranderd lijken in vluchtelingen of overlevenden. Het bleek juist daardoor heel bruikbaar te zijn, om een nieuwe fase in mijn werk te kunnen onderstrepen met werk met een andere sfeer, ontstaan uit de ruïnes van mijn werk van voor de brand.